Tijdens een sollicitatiegesprek werd mij verteld “dat zij niet op zoek waren naar een 9 tot 5-type”. Mijn repliek was dat dat uitstekend bij mij paste. Ik houd er van wat later te beginnen, maar wel ‘s avonds, als het wat rustiger is, door te werken. Het past bij mij en ik voel me er prettig bij. Vervolgens kreeg ik te horen dat het kantoorpand elke avond om 7 uur sloot. Een mooi voorbeeld van negatieve en positieve vrijheid van de filosoof Berlin.
De filosoof Berlin was een Britse liberaal filosoof. In 1957, bij het aanvaarden van zijn hoogleraarschap aan de universiteit van Oxford, introduceerde hij ‘Two concept of Liberty’. Hij onderscheidde 2 vormen van vrijheid: de negatieve en positieve. Dat deze onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden zal duidelijk zijn. Op welke wijze en welke inzichten dit voor het bedrijfsleven oplevert wil ik nu graag duidelijk maken.
Eerst de definities. Berlin verstaat onder negatieve vrijheid “de afwezigheid van dwang door de anderen”. Het is anders gezegd de afwezigheid van bemoeizucht, de dwingende vaderfiguren zijn tot een minimum beperkt. Personen die zinnen uitspreken in de trant van “weet je wat jij zou moeten doen” zijn in geen velden of wegen te bekennen.
Positieve vrijheid is “de vrijheid tot het inzetten van de eigen vermogens”. Het is de vrijheid die de mens in staat stelt om zelf te bepalen wat hij belangrijk vindt. Het heeft te maken met de wens om “ iemand” te zijn, iemand die verantwoordelijk is voor zijn daden en geen willoze speelbal van externe machten en krachten. Het besluiten om niets te doen met de aanwezige talenten behoort ook tot deze zelfde positieve vrijheid. Positieve vrijheid is veel omvattender dan zijn negatieve tegenhanger omdat het zich op individueel niveau afspeelt.
Er kan pas positieve vrijheid bestaan, de weg naar zelfontplooiing, indien de negatieve vrijheid een bepaalde omvang heeft bereikt. De wens tot zelfontplooiing in het voormalige Oost-Duitsland zal ongetwijfeld aanwezig zijn geweest, maar de overal aanwezige staatsbemoeienis en –controle maakte dit volstrekt onmogelijk.
Hoe passen de begrippen negatieve en positieve vrijheid in de dagelijks gang van zaken op de kantoorvloer?
Veel organisaties bieden hun medewerkers allerlei trainingen aan die leiden tot het ontwikkelen van aanwezige of latente talenten (het is geen wonder dat latent en talent dezelfde letters hebben omdat ze vaak samengaan) en het versterken van aanwezige competenties. Men levert als organisatie een bijdrage aan de positieve vrijheid; de vrijheid van zelfontplooiing. Komt de medewerker vervolgens na zijn training terug in een omgeving met een kleine negatieve vrijheid, er zijn veel procedures, in- en expliciete codes, dwingende schema’s dan heeft de training geen enkele zin gehad. Randvoorwaarde voor positieve vrijheid is immers een grote negatieve vrijheid.
Dat is wat het inzicht van Berlin voor organisaties kan betekenen. Een kritische beschouwing hoe groot de negatieve vrijheid van de organisatie is en dus in welke mate nog sprake kan zijn van ontplooiing van medewerkers. Teveel regels, te veel procedures en te veel vastgelegde paden perken de ruimte van negatieve vrijheid in. En zoals geconstateerd daar waar negatieve vrijheid ontbreekt kan geen sprake zijn van positieve vrijheid.
Soms kan ik dan ook niet een glimlach onderdrukken als mannen in strakke pakken, drinkend uit standaard koffiekopjes, in een voorbesproken vergaderzaaltje mij verzekeren dat in hun organisatie medewerkers worden aangemoedigd vooral “zichzelf te zijn’.